Jouw afweersysteem beschermt je lichaam tegen stoffen die niet in je lichaam thuishoren, zoals virussen en bepaalde bacteriën. Na een niertransplantatie richt het afweersysteem zich tegen de donornier. Het ziet de nier als iets wat niet bij het eigen lichaam hoort.
Medicijnen kunnen voorkomen dat het lichaam de nieuwe nier afstoot. Ze doen dit door het afweersysteem te onderdrukken. De medicijnen heten ook wel immunosuppressiva (immuno betekent afweer, suppressiva betekent onderdrukkend).
De kans op afstoting is in de eerste 6 maanden na de transplantatie het grootst. In die periode gebruik je heel sterke medicijnen. Daarna gaat de dosis omlaag of krijg je andere medicijnen. De kans op afstoting blijft bestaan. Daarom moet je de medicijnen de rest van je leven gebruiken.