Selecteer de tekst die je wilt vertalen en kies 'Vertalen'. Kies vervolgens de gewenste taal. Je kunt de vertaalde tekst beluisteren of lezen.

Meer kans op infecties na transplantatie

Laatste update, 26 juni 2025

Na de niertransplantatie kun je sneller een infectie krijgen. Dit komt door de medicijnen tegen afstoting.

In het kort

  • Door de medicijnen tegen afstoting kun je sneller een infectie krijgen. 
  • Een infectie kan ook ernstiger verlopen.
  • De meest voorkomende infecties zijn griep, CMV-infectie, Hepatitis E en corona. 

De medicijnen onderdrukken je afweersysteem. Daardoor kan je lichaam zich minder goed verweren tegen virussen, bacteriën, schimmels en andere ziekteverwekkers. Daardoor ben je vatbaarder voor infecties.

Van sommige infecties worden mensen met een goed werkend afweerstelsel niet ziek. Maar patiënten die afweerremmende medicijnen gebruiken wel. Ook kunnen infecties, zoals de griep, langer duren als je afweerremmende medicijnen gebruikt. 

Virusinfecties

De meest voorkomende virusinfectie is griep. Ieder jaar breekt er wel een griepepidemie uit. Als getransplanteerde kun je erg ziek worden van een gewone griep. Daarom krijg je ieder jaar een oproep voor de griepprik. Door de griepprik heb je veel minder kans op griep. Als je toch griep krijgt, zijn de verschijnselen minder heftig.

Sommige virusinfecties hebben invloed op jouw nieuwe nier in gevaar brengen. Bijvoorbeeld:

  • CMV-infectie (ook wel: cytomegalie)
  • Epstein-Barr (EBV)
  • Hepatitis E
  • Covid-infectie (ook wel: corona)
  • Herpes (HSV-1 en 2) 

CMV-infectie

Het cytomegalovirus (CMV) is een herpesvirus. Veel mensen raken als kind besmet met dit virus. Besmetting gaat via speeksel, urine en andere lichaamsvloeistoffen. Bij CMV krijg je klachten die lijken op die van griep. Bijvoorbeeld koorts, keelpijn en vermoeidheid. Vaak vallen de klachten niet op. De meeste mensen merken niet eens dat ze besmet zijn.

Het virus blijft de rest van je leven in je lichaam. Als jouw afweer vermindert, kun je er opnieuw ziek van worden. Het virus kan ook in de donornier zitten. Dan komt het op die manier in jouw lichaam terecht. Je kunt ook ‘gewoon’ besmet raken. De kans op besmetting is groter als je veel contact met kinderen hebt.

Als getransplanteerde kun je erg ziek worden van CMV-infectie (ook wel: cytomegalie). Vooral als je voor het eerst zo’n infectie krijgt. Je lichaam heeft dan nog geen afweerstoffen tegen het virus opgebouwd. Heb je de ziekte zelf niet gehad en krijg je een nier van iemand die de ziekte wel heeft gehad? Dan krijg je in de eerste maanden na de transplantatie medicijnen om het virus te bestrijden. Maar sommige mensen worden daarna alsnog ziek. Je kunt koorts krijgen of heel vermoeid zijn. Maar je kunt ook longontsteking en leverontsteking krijgen. Dan is behandeling nodig. Het ziekenhuis legt je uit wanneer je contact moet opnemen als je ziek wordt.

De behandeling van CMV-infectie bestaat uit medicijnen. Je krijgt een virusremmer, bijvoorbeeld valganciclovir. Het is belangrijk dat de behandeling op tijd start. Anders kan de infectie jouw nier beschadigen. Meld het daarom altijd aan je arts als je je ziek voelt.

Epstein Barr-virus

Veel mensen (bijna 90 %) lopen voor hun 18e jaar het Epstein Barr-virus op. Dat betekent dat je antistoffen hiertegen in je lichaam hebt. De kleine groep mensen die deze antistoffen niet heeft opgebouwd, kan deze ziekte nog steeds krijgen. Meestal heb je hier geen last van. 

Als je zelf geen Epstein Barr hebt gehad en een nier krijgt van iemand die dat wel heeft gehad, dan zal het ziekenhuis meten of het virus ook in je bloed zit na de transplantatie. Als het virus wordt gevonden, hebben de meeste patiënten er geen last van. Maar een deel wordt dan ziek, dat is de ziekte die wij kennen als de ziekte van Pfeiffer. In een klein aantal gevallen kan het gevolg van het virus zeer ernstig zijn en tot PTLD (een vorm van lymfeklierkanker) leiden. Om dit te kunnen behandelen zal je arts adviseren je afweeronderdrukkende medicijnen aan te passen of bijna helemaal te stoppen.

Hepatitis E

Hepatitis E is een ontsteking van de lever. Klachten kunnen zijn: koorts, vermoeidheid, buikpijn, misselijkheid en geelzucht. Maar meestal zijn er weinig klachten. Veel mensen merken niet eens dat ze hepatitis E hebben.

Als je getransplanteerd bent, kun je juist wel ziek worden van hepatitis E. Omdat je afweer verminderd is, kan je lichaam de infectie niet goed bestrijden. De infectie duurt langer en er kan blijvende schade aan de lever ontstaan. Maar dit komt weinig voor.

De oorzaak van hepatitis E is het hepatitis E-virus. Dit virus kan zitten in het vlees (vooral in de lever) van varkens, herten en everzwijnen. Je kunt besmet raken als je dit vlees eet. Tenminste: als het vlees niet goed verhit is. Daarom krijg je na de transplantatie het advies om geen leverworst, paté en droge worst met varkensvlees te eten. Eet vlees van varkens, wilde zwijnen en herten alleen als het volledig doorbakken is.

Het virus zit ook in de mest van varkens, herten en wilde zwijnen. Het is verstandig om uit de buurt van deze dieren te blijven. 

Ben je toch besmet geraakt? Als behandeling moet je een tijdje minder medicijnen tegen afstoting gebruiken. Tenminste: als dat mogelijk is. Daarnaast worden soms nog andere medicijnen voorgeschreven: virusremmers.

Er zijn verschillende typen hepatitis E. In Nederland komt alleen type 3 voor. Type 1 en 2 zijn veel gevaarlijker. Type 1 komt voor in sommige landen in Azië en Latijns-Amerika. Type 2 komt voor in Afrika en Mexico. Daar kun je het virus binnenkrijgen via besmet drinkwater. Houd hier rekening mee als je naar deze gebieden reist. Overleg met je arts over de maatregelen die je kunt nemen.

Coronavirus

COVID-19, beter bekend als corona, wordt veroorzaakt door een specifiek coronavirus: SARS-COV 2. Getransplanteerde mensen lopen meer risico dan anderen om besmet te raken met dit virus. Als je je aan de hygiënemaatregelen houdt, is die kans veel kleiner.

Als je een transplantatie hebt gehad, kun je ernstiger ziek worden van het coronavirus en de ziekte kan langer duren. Dit komt doordat de medicijnen tegen afstoting het afweersysteem verzwakken. Nierpatiënten worden daarom opgeroepen om een coronavaccinatie te halen.

Herpes simplex (HSV 1 en 2)

Bijna iedereen loopt het herpesvirus op in zijn jeugd. De meeste mensen merken niet dat ze herpes hebben. Bij sommigen raken het tandvlees en de mond ontstoken, denk bijvoorbeeld aan een koortslip. In enkele gevallen krijg je last van koorts. 

In de eerste 6 maanden na transplantatie ben je vatbaarder voor dit virus. Dit komt door de afweeronderdrukkende medicijnen die je krijgt. Aangeraden wordt om herpes altijd te behandelen als je een transplantatie hebt gehad.

Andere infecties

Je kunt ook ziek worden van bacteriën of schimmels die voor mensen met een normale weerstand niet schadelijk zijn. Het is daarom beter om het risico op een infectie zo klein mogelijk te houden. Dit kun je zelf doen door bijvoorbeeld goed op hygiëne te letten. Veel transplantatiecentra geven in de eerste maanden na de transplantatie ook antibiotica. Die kunnen infecties met bacteriën voorkomen.

Wat kun je zelf doen tegen infecties?

Je kunt zelf wat doen om het risico op infecties te verlagen. Van het transplantatiecentrum krijg je hier uitgebreid advies over. Enkele voorbeelden:

  • Was regelmatig je handen. In ieder geval voor het koken en eten, en na toiletbezoek.
  • Let op wat je eet. Eet bijvoorbeeld geen rauwe eieren, (half)rauw vlees of voedsel dat over de houdbaarheidsdatum heen is. Zo kun je voedselvergiftiging voorkomen.
  • Let op hoe je het eten bereidt. Houd rauw vlees en gebakken vlees van elkaar gescheiden. Gebruik iedere dag een nieuwe vaatdoek. Ook dat helpt om voedselvergiftiging te voorkomen.
  • Poets je tanden na elke maaltijd. Je mond is een bron van bacteriën.
  • Verzorg wondjes goed. Zo kun je een ontsteking voorkomen.
  • Leef gezond en regelmatig. Je blijft dan in de best mogelijke conditie en kunt ziekte beter opvangen.

Onze deskundigen dragen bij aan betrouwbare informatie.

Marjo van Helden, verpleegkundig specialist

Arjan van Zuilen, internist-nefroloog

Waarom werken we samen met deskundigen?