Selecteer de tekst die je wilt vertalen en kies 'Vertalen'. Kies vervolgens de gewenste taal. Je kunt de vertaalde tekst beluisteren of lezen.

Meer kans op kanker na transplantatie

Laatste update, 26 juni 2025

Na de niertransplantatie heb je meer kans op kanker, vooral op huidkanker. Dit komt door de medicijnen tegen afstoting. Je leest hier hoe je met dit risico kunt omgaan.

In het kort

  • Na een niertransplantatie heb je meer kans om kanker te krijgen. 
  • Er is vooral meer risico op huidkanker. 
  • Dit komt door de medicijnen tegen afstoting. 
  • Bescherm je huid tegen de zon en controleer je huid regelmatig op plekjes.
  • Doe ook mee aan bevolkingsonderzoeken voor kanker.

Na de niertransplantatie heb je meer kans om kanker te krijgen dan andere mensen.  Er is vooral meer kans op huidkanker. Ook is er meer risico op non-Hodgkin lymfoom (ook wel: lymfeklierkanker) en kanker van de anus en de geslachtsdelen, en iets meer risico op longkanker en darmkanker. Het risico op borstkanker en prostaatkanker is niet verhoogd.  

Waarom meer risico op kanker na transplantatie?

Dit komt doordat het afweersysteem minder goed werkt. In je lichaam zitten cellen waaruit misschien kanker kan ontstaan. Normaal ruimt het afweersysteem die lichaamscellen op. Maar na een transplantatie is dat lastiger. Het afweersysteem werkt minder goed door de medicijnen tegen afstoting. En ook door het nierfalen en door de dialyse die je misschien voor de transplantatie hebt gehad. Daardoor krijgen de kankercellen meer kans om zich te ontwikkelen. 

Sommige vormen van kanker worden mede veroorzaakt door virussen die je in de loop van je leven tegen kunt komen. Bijvoorbeeld het humaan papillomavirus (HPV), dat kanker kan veroorzaken aan de baarmoederhals, anus en geslachtsdelen en in de mond- en keelholte. Of het Epstein-Barr-virus, dat bepaalde vormen van lymfeklierkanker kan veroorzaken. Doordat jouw afweer minder is, ben jij vatbaarder voor deze virussen.

In de loop der jaren meer risico op kanker

Hoe langer je afweeronderdrukkende medicijnen gebruikt, hoe groter het risico op kanker. Toch is het erg belangrijk dat je de medicijnen blijft gebruiken. Anders kan jouw nier worden afgestoten.

Sommige afweeronderdrukkende medicijnen leveren iets meer risico op dan andere medicijnen. Maar de verschillen zijn zo klein dat een overstap wordt afgeraden. Een overstap kan namelijk ook weer negatieve gevolgen hebben. Heb je twijfels over de veiligheid van jouw medicijnen? Praat er dan over met je arts.

Hoe groot is het risico op kanker na transplantatie?

Het risico op de meeste vormen van kanker is 2 tot 3 keer zo groot bij iemand die is getransplanteerd. Hier schrik je misschien van. Maar dat het risico groter is, wil nog niet zeggen dat je ook echt kanker krijgt.

Houd het risico op kanker zo klein mogelijk 

Bij kanker is er meestal niet 1 duidelijke oorzaak. Wel zijn er vaak risicofactoren aan te wijzen. Dit zijn zaken die het risico op kanker vergroten. Het risico op longkanker wordt bijvoorbeeld groter door roken, chemische stoffen en luchtvervuiling.  

Je kunt het risico op kanker kleiner maken door te zorgen dat er zo min mogelijk risicofactoren zijn in je leven. In de praktijk betekent dat vooral: gezond leven.  

  • bescherm je huid tegen de zon 
    UV-stralen van de zon kunnen huidkanker veroorzaken. Zorg dat je niet te veel zon krijgt. Je kunt zonlicht het beste vermijden door je huid te bedekken. Dit is beter dan in de schaduw zitten of zonnebrand met een hoge beschermingsfactor gebruiken. 
  • rook niet  
    Roken vergroot de kans op verschillende vormen van kanker. Ook is het slecht voor de nieren.  
  • eet gezond 
    Gezonde voeding kan het risico op kanker verkleinen. Eet veel groente, fruit en granen. Eet juist weinig verzadigd vet en rood vlees. Wees matig met alcohol.  
  • beweeg voldoende 
    Uit onderzoek blijkt dat veel bewegen de kans op kanker verkleint.  
  • vrij veilig 
    Sommige vormen van kanker ontstaan door het humaan papillomavirus (HPV). Dit is seksueel overdraagbaar. Gebruik een condoom tijdens de seks als je nieuwe of wisselende contacten hebt na de transplantatie. Zo verklein je de kans op besmetting. Als je een monogame relatie hebt met dezelfde persoon als voor de transplantatie, is dit niet nodig. 

Zorg dat de kanker op tijd wordt ontdekt

Bepaalde vormen van kanker zijn goed te behandelen als ze in een vroeg stadium worden ontdekt. Na transplantatie is tijdige ontdekking extra belangrijk. Een behandeling van vergevorderde kanker kan erg zwaar zijn. Zo'n behandeling is voor jou misschien nog zwaarder, omdat je ook al een nierziekte hebt en veel medicijnen gebruikt. 

 Je kunt zelf meewerken aan tijdige ontdekking: 

  • Doe mee aan een bevolkingsonderzoek als je daar een uitnodiging voor krijgt. In Nederland lopen bevolkingsonderzoeken naar darmkanker, borstkanker en baarmoederhalskanker. Dit zijn veelvoorkomende vormen van kanker. 
  • Er is vooral meer risico op huidkanker. Zie je een vreemd of afwijkend plekje op je huid? Meld dit dan aan je huisarts of nefroloog. Voor of vlak na de transplantatie heb je ook een afspraak met een dermatoloog (huidarts). Deze roept je regelmatig op voor controle. Ook legt de dermatoloog uit hoe je zelf je huid kunt controleren. 
  • Voor de transplantatie vraagt de nefroloog of er kanker in je familie voorkomt. Verzamel alle gevraagde informatie en deel die met je arts. Op basis hiervan kan jouw arts beslissen of jij extra onderzoek of extra controles nodig hebt. 
  • Merk jij veranderingen aan jouw lichaam op? Geef dit altijd door aan je huisarts of nefroloog. Die kan bepalen of verder onderzoek nodig is. 

Nog meer controles op kanker zijn niet nodig. Onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat dit weinig zin heeft. De kanker is dan vaak al ontdekt via het bevolkingsonderzoek. Natuurlijk kijkt je arts wel altijd naar jouw persoonlijke situatie. Als het nodig is, krijg je natuurlijk wel extra controles. 

Huidkanker na niertransplantatie

Na de transplantatie is het risico op huidkanker sterk vergroot. Ongeveer de helft van de getransplanteerden krijgt huidkanker binnen 20 jaar na de transplantatie.  

Naar de dermatoloog 

Rond de transplantatie krijg je een verwijzing naar een dermatoloog (huidarts). Deze legt uit wat je kunt doen om het risico op huidkanker zo klein mogelijk te houden, en hoe je je huid kunt controleren op 'verdachte’ plekjes. Door deze plekjes weg te halen, kan worden voorkomen dat er kanker ontstaat of dat de kanker zich uitbreidt. 

De dermatoloog controleert of er bij jou extra veel risicofactoren zijn voor huidkanker. Als dit zo is, krijg je na de transplantatie extra controles door de dermatoloog of een andere medische professional. Risicofactoren voor huidkanker zijn: 

  • zonlicht 
  • roken 
  • infectie met het humaan papillomavirus (HPV), ook wel: wrattenvirus 
  • hoge leeftijd bij de transplantatie 
  • geslacht: mannen lopen meer risico 
  • een lichte huid 
  • afweeronderdrukkende medicijnen

Welke huidkanker na niertransplantatie?

Er zijn verschillende soorten huidkanker. Getransplanteerden krijgen meestal basaalcelcarcinoom of plaveiselcelcarcinoom. Carcinoom betekent kanker. Deze vormen van huidkanker zijn goed te behandelen als ze op tijd worden ontdekt. 

Basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom ontstaan in de opperhuid, in cellen die keratinocyten heten. Daarom hebben artsen het ook wel over keratinocytcarcinoom.

Wat kun je zelf doen om huidkanker te voorkomen?

Huidkanker ontstaat meestal op plekken die veel in de zon komen. Bijvoorbeeld op de rug van de hand of in het gezicht. Daarom is het belangrijk dat je je huid goed beschermt tegen de zon. Zo kun je misschien voorkomen dat er huidkanker ontstaat. Je kunt bijvoorbeeld de volgende maatregelen nemen:

  • Bescherm je huid met kleding. Draag lange mouwen en een hoed. Er bestaat ook speciale kleding die de UV-stralen tegenhoudt. 
  • Smeer je meerdere keren per dag in met een zonnebrandcrème met een factor 30 of hoger. 
  • Ga pas een half uur na het smeren de zon in. 
  • Vermijd felle zon. Blijf tussen 12.00 en 15.00 uur uit de zon. 
  • Controleer je huid regelmatig op afwijkingen. Doe dit bijvoorbeeld een keer per maand. Neem contact op met je arts als je iets ontdekt. 

Prednison maakt de huid dunner. Daardoor kun je sneller verbranden en neemt het risico op huidkanker toe. Bescherm je huid extra goed als je dit middel gebruikt.

Baarmoederhalskanker na niertransplantatie

Bij vrouwen is de kans op baarmoederhalskanker verhoogd na een niertransplantatie. Baarmoederhalskanker wordt bijna altijd veroorzaakt door het humaan papillomavirus (HPV, ook wel: wrattenvirus). Dit virus is seksueel overdraagbaar en is heel besmettelijk. Zo'n 8 op de 10 mensen van 45 jaar heeft wel een keer een besmetting meegemaakt. 

Toch komt baarmoederhalskanker weinig voor in Nederland. Dit is te danken aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker. De kanker wordt dan in een vroeg stadium ontdekt en kan goed behandeld worden. 

Ook is er nu een vaccin tegen HPV. Jongens en meiden die nog niet seksueel actief zijn, kunnen zich laten vaccineren om besmetting voorkomen. Daardoor zal het aantal besmettingen in de toekomst waarschijnlijk sterk afnemen.

Laat een uitstrijkje maken

Doe mee aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker. Vrouwen tussen de 30 en 60 jaar krijgen hier elke 5 jaar een uitnodiging voor. De huisarts haalt een klein beetje slijmvlies uit de baarmoeder. Dit heet ook wel ‘het uitstrijkje'. Je kunt het uitstrijkje ook zelf thuis doen. Het slijmvlies wordt onderzocht op HPV en afwijkende cellen.   

Als er afwijkende cellen zijn, krijg je een verwijzing naar een gynaecoloog (ook wel: vrouwenarts). De behandeling bij de gynaecoloog zorgt ervoor dat er geen baarmoederhalskanker ontstaat.

  • Ben je al heel jong getransplanteerd? Dan kun je ook al een uitstrijkje laten maken als je 25 bent. Bespreek dit met je huisarts. 
  • Ben je ouder dan 60 jaar? Dan hoef je niet meer mee te doen aan het bevolkingsonderzoek. Ook niet als je getransplanteerd bent.

HPV-vaccinatie voor de transplantatie

Nederlandse kinderen van 10 jaar krijgen een uitnodiging om zich te laten vaccineren tegen HPV. Daardoor wordt het risico op besmetting met het HPV-virus veel kleiner. En daarmee ook het risico op baarmoederhalskanker én kanker aan de vagina, schaamlippen, anus, penis, mond en keel. 

Als volwassene kun je je ook laten vaccineren. Sommige mensen willen dit graag voor de transplantatie laten doen. Ook na de transplantatie kun je het vaccin nog nemen, maar dan werkt het misschien minder goed. Helaas krijgen volwassenen het vaccin niet vergoed. Je moet de vaccinatie dus zelf betalen. Wil je meer weten over dit vaccin? Bespreek het dan met je nefroloog.

Non-Hodgkin lymfoom na niertransplantatie

Non-Hodgkin lymfoom is een verzamelnaam voor verschillende vormen lymfeklierkanker. Lymfoom betekent: gezwel van een lymfeklier. De kanker ontstaat meestal in een lymfeklier, maar soms ook in een ander deel van het lymfestelsel.  

Bij sommige vormen van lymfeklierkanker speelt het Epstein-Barr-virus (EBV) een rol. Dit virus is bekend van de ziekte van Pfeiffer. Het is bijna niet te voorkomen dat je met dit virus in contact komt, omdat het zich verspreidt via speeksel en andere lichaamsvloeistoffen. Als je problemen hebt met jouw lymfeklieren, wordt vaak extra onderzoek naar dit virus gedaan. 

Van andere vormen van lymfeklierkanker is niet bekend wat de oorzaak is. Wel is bekend dat mensen met een sterk verminderde weerstand over het algemeen iets meer kans hebben op non-Hodgkin lymfoom. Dit geldt ook voor mensen die een niertransplantatie hebben gehad.

Bang voor kanker na transplantatie?

Maak je je zorgen om het risico op kanker? Je kunt dit altijd met je huisarts of nefroloog bespreken, zowel voor als na de transplantatie. Samen kunnen jullie dan bekijken wat jij nodig hebt om je veiliger te voelen. Sommige mensen spreken met hun arts af dat ze toch extra controles krijgen. 

Onze deskundigen dragen bij aan betrouwbare informatie.

Arjan van Zuilen, internist-nefroloog

Richtlijn Ontwikkelaars,

Waarom werken we samen met deskundigen?