Selecteer de tekst die je wilt vertalen en kies 'Vertalen'. Kies vervolgens de gewenste taal. Je kunt de vertaalde tekst beluisteren of lezen.

Shunt bij hemodialyse

Laatste update, 12 juni 2025

Een shunt is een ader die geschikt is gemaakt om vaak aan te prikken. Bij hemodialyse wordt een shunt gebruikt om de dialysemachine aan te sluiten op je bloedbaan.

In het kort

  • Een shunt is een ader die extra groot is gemaakt. De ader wordt verbonden met een slagader.
  • Dat gebeurt met een operatie.
  • Soms zijn meerdere operaties nodig om de shunt te maken of te onderhouden.
  • Een shunt is makkelijker om aan te prikken dan een gewone ader.
  • Een shunt is een van de mogelijkheden voor vaattoegang. Een andere mogelijkheid is een katheter.

Een shunt is een ader die via een operatie is verbonden met een slagader. Daardoor stroomt er veel meer bloed doorheen en zwelt de ader op. De gezwollen ader ligt net onder de huid. Dat maakt het makkelijk om deze bij elke hemodialyse aan te prikken. De shunt ligt meestal in de onderam. Is dit niet mogelijk? Dan komt de shunt in de elleboog of bovenarm.

Er bestaan 2 soorten shunts:

  • een shunt met eigen bloedvaten: een fistel
  • een shunt met een kunststof bloedvat: een graft

Waarom is een shunt nodig?

Je kunt bij hemodialyse niet elke keer opnieuw naalden prikken in een gewone ader. Een gewone ader zou namelijk kapotgaan en snel verstopt raken. Ook is een gewone ader te dun, waardoor er te weinig bloed doorheen kan stromen. Voor hemodialyse moet er per minuut meer bloed door de slangetjes stromen, dan er stroomt door een gewone ader.

Onderzoek van bloedvaten voor een shunt

Met een echo-onderzoek (ook wel: duplexonderzoek) gaat de arts na of het mogelijk is om een shunt met je eigen bloedvat te maken. Ben je rechtshandig? Dan komt de shunt waarschijnlijk in de linkerarm. En andersom. Na het echo-onderzoek beslist de vaatchirurg of het mogelijk is om de shunt op deze manier aan te leggen.

De vaatchirurg beslist ook wat voor shunt je krijgt. Een shunt met eigen bloedvaten (fistal) of een shunt met een kunsstof bloedvat (graft).

shunt met eigen bloedvaten (fistel)

De meeste mensen krijgen een shunt waarbij een eigen bloedvat wordt verbonden met een slagader. Dat heet ook wel een arterioveneuze fistel. Het duurt even voordat de ader opgezwollen is. Dat proces heet rijpen. Daarna pas is de shunt geschikt voor hemodialyse.

Als de shunt in de onderarm komt, heet dit een radiocephalica-shunt. Deze wordt het vaakst gebruikt. Komt de shunt in de bovenarm, dan heet dat een brachiocephalica-shunt of brachiobasilica-shunt; dit komt voor als bijvoorbeeld de vaten in de onderarm te dun zijn.

Voordelen shunt met eigen bloedvaten

  • Een fistel geeft op de lange termijn minder kans op infecties, vernauwingen en verstoppingen dan een graft.
  • Met een fistel houd je de meeste mogelijkheden voor de toekomt open. Bij problemen kan er een nieuwe fistel op een andere plek worden gemaakt. Ook is het mogelijk een graft te maken of over te stappen op een katheter. Andersom kan vaak ook, maar niet altijd.

Nadelen van shunt met eigen bloedvaten

  • Het duurt een tijd voordat een fistel klaar is om aangeprikt te worden. Zeker 6 weken, soms wel 3 tot 6 maanden. Het is moeilijk in te schatten wanneer de dialyse precies moet starten. Daardoor wordt de fistel nog wel eens te vroeg of te laat gemaakt.
  • Bij 1 op de 3 mensen rijpt de fistel niet goed. Er is dan een extra operatie nodig om hem te laten werken. Soms lukt het zelfs helemaal niet. Dan moet er een nieuwe fistel worden gemaakt.

shunt met kunststof bloedvat (graft)

Een andere mogelijkheid is een shunt met een kunststof bloedvat. Dat heet ook wel een graft of Goretex shunt. Deze krijg je bijvoorbeeld als de aderen te dun zijn om een fistel te maken. 

Voordelen shunt met kunststof bloedvat

De graft is vrijwel meteen klaar om gebruikt te worden. Er zijn geen extra behandelingen nodig om de vaattoegang te laten rijpen. Een shunt met een kunststof bloedvat krijg je meestal 2 weken voordat de dialyse start.

Nadelen van shunt met kunststof bloedvat

  • Op de lange termijn geeft een graft iets meer kans op infecties, vernauwingen en verstoppingen dan een fistel.
  • Als je een graft hebt, kan het moeilijker zijn later een fistel op diezelfde plek te maken.
  • Na het aanleggen van een kunststof shunt ontstaat vaak tijdelijk vochtophoping (oedeem) onder de huid rond de shunt. Dat voelt vervelend. Het controleren van de shunt is moeilijker bij een vochtophoping. Ook is de arm vaak tijdelijk rood verkleurd. Na een tijdje neemt het lichaam het vocht weer op en verdwijnt de zwelling.

Welke soort shunt is het beste?

Een shunt met eigen bloedvaten, een shunt met een kunststof bloedvat en een dialysekatheter hebben allemaal hun voor- en nadelen. Ook heeft elke vaattoegang onderhoud nodig. Dat betekent dat je aan de shunt of katheter problemen kunt krijgen. Deze zijn meestal op te lossen met een operatie.

Een shunt met eigen bloedvaten heeft meestal minder onderhoud nodig dan andere vormen van vaattoegang. Tenminste: als de shunt eenmaal goed werkt.

Hoe wordt een shunt aangelegd?

Voor het aanleggen van de shunt is een operatie nodig. Daarna krijg je waarschijnlijk weer een echo-onderzoek. Dat brengt de shunt in beeld. En meet hoe snel het bloed stroomt in de shunt. Daarmee controleert de arts of de shunt goed werkt.

adviezen voor verzorging van de shunt

  • Zorg voor goede lichaamshygiëne.
  • Krab wondjes aan de shuntarm niet open. Let erop dat je de huid van je shuntarm niet beschadigt. Bijvoorbeeld als je tuiniert of met een huisdier speelt.
  • Gebruik de shuntarm niet voor bloedprikken, bloeddrukmetingen of een infuus. Zorgverleners buiten de dialyse-afdeling denken hier niet altijd aan. Wijs hen erop of draag een speciaal armbandje hiervoor.
  • Draag geen horloge, armband of knellende kleding over de shunt.

Controleer de shunt elke dag

Controleer je shunt elke dag. Op dagen dat je dialyseert, doet de verpleegkundige dit voor je. Controleer op andere dagen zelf je shunt. Je krijgt hiervoor een stethoscoop.  

  • Luister met een stethoscoop of de shunt nog ruist.
  • Merk je dat het geruis anders klinkt? Vertel dat aan de dialyseverpleegkundige bij je volgende dialyse.
  • Merk je dat de shunt niet meer ruist? Neem dan meteen contact op met je dialyse-afdeling. Wacht niet tot de volgende dialysebehandeling. Mogelijk is je shunt verstopt met een bloedstolsel.

Als een verstopping snel wordt opgelost, blijft de shunt meestal nog werken. Als het stolsel lang blijft zitten, is er vaak niets meer aan te doen. De shunt is dan onbruikbaar. Je krijgt dan een nieuwe shunt. Met een echo-onderzoek bepaalt de vaatchirurg of de nieuwe shunt in dezelfde arm kan.

Controle op vernauwing shunt

Als de verpleegkundige je shunt controleert, gaat die onder meer na of er vernauwingen in zitten. Die geven problemen bij de dialyse. De vernauwingen moeten behandeld worden om goed te kunnen dialyseren.

Controle op doorstroming shunt

Af en toe meet de verpleegkundige de bloedstroom door de shunt. Dat gebeurt ongeveer een keer per 1 tot 3 maanden. Zo worden vernauwingen al ontdekt voordat je er last van krijgt. Het is nog niet bekend of het zin heeft om deze vernauwingen ook te behandelen. Dit wordt onderzocht in de FLOW zorgevaluatie.

Verschillende dialysecentra in Nederland doen mee met de FLOW zorgevaluatie. Hemodialyseer je en heb je op dit moment geen shuntproblemen? Dan kun je mogelijk deelnemen aan de FLOW zorgevaluatie. Je helpt daarmee dialysepatiënten in de toekomst. Wil je dit? Bespreek je mogelijke deelname van met je nefroloog of verpleegkundige.

Voor je een shunt krijgt: bloedvaten beschermen (venepreservatie)

Heb je in de toekomst hemodialyse nodig? Dan is een goede vaattoegang nodig, in de arm die je het minst gebruikt (de niet-dominante arm). Daarom is het belangrijk nu al prikgaatjes te voorkomen in die arm. Zo spaar je je vaten. Artsen noemen dit venepreservatie. De kans is dan groter dat het aanleggen van een shunt straks slaagt.

Vraag aan je arts of verpleegkundige wat zij kunnen doen om je bloedvaten te schermen (venepreservatie).

2-naald-systemen: laddertechniek en buttonhole

Voor shunts met eigen bloedvaten zijn er twee manieren van aanprikken: via de laddertechniek of via de buttonhole-techniek (ofwel: knoopsgat-techniek).

Laddertechniek

De laddertechniek wordt het meest gebruikt, en voor een kunststof bloedvat wordt alleen deze techniek ingezet.

Deze manier van aanprikken heet laddertechniek omdat de shunt bij elke volgende dialysebehandeling op een nieuw plekje wordt aangeprikt, net naast de vorige aanprikplaats. Dus net als bij een ladder steeds een 'trede' verder. Zo wordt de hele lengte van de shunt gebruikt.

Buttonhole-techniek

Buttonhole is Engels voor knoopsgat. Bij deze manier van aanprikken wordt elke keer in hetzelfde gaatje in de shunt geprikt. Daardoor ontstaat er een kanaaltje. Na de hemodialyse komt er een korstje op. Bij de volgende dialyse wordt het korstje met een pincet verwijderd. Vervolgens wordt met een stompe naald weer hetzelfde gaatje aangeprikt.

De buttonhole-techniek wordt niet zo vaak gebruikt. Vooral omdat de kans op infecties hierbij groter is. Ook is de buttonhole-techniek moeilijker om uit te voeren. Deze techniek is vooral geschikt als het steeds dezelfde persoon is die jou aanprikt. Of als je zelf wilt leren prikken. Je kunt dan steeds vanuit dezelfde hoek prikken.

De buttonhole-techniek kan een oplossing zijn als de laddertechniek niet goed mogelijk is. Bij de laddertechniek moet de shunt over een lengte van ongeveer 10 centimeter kunnen worden aangeprikt. Dit wordt het aanpriktraject genoemd. Is het geschikte stuk van de shunt korter? Dan wordt het moeilijk om met de laddertechniek te werken. De dialyseverpleegkundige beoordeelt dit.

1-naald-systemen

Er zijn ook verschillende 1-naaldsystemen om een shunt aan te prikken bij hemodialyse. Bij het meest gebruikte 1-naaldsysteem wordt eerst een paar seconden bloed afgezogen naar de kunstnier - en daarna een paar seconden bloed vanuit de kunstnier teruggegeven aan het lichaam.

Op de naald wordt een Y-vormig uiteinde gezet. Hierop worden de 2 slangetjes aangesloten, waarmee je bloed naar de dialysemachine gaat en weer terugkomt.

Het nadeel van 1-naaldsystemen is dat die langzamer zijn. Met 2-naaldsystemen kun je per uur twee keer zoveel bloed dialyseren.

Wat gebeurt er met de shunt na een transplantatie?

Sta je op de wachtlijst voor een niertransplantatie? Na de niertransplantatie heb je de shunt niet meer nodig. De shunt kan met een operatie verwijderd worden. Of dat gebeurt, hangt af van jouw persoonlijke situatie. Je arts gaat na wat het best is en bespreekt dat met je. Een paar afwegingen die kunnen meespelen:

  • Elke operatie brengt een risico met zich mee; soms is dat een reden om de shunt te laten zitten.
  • Ook zou de shunt in de toekomst weer nodig kunnen zijn.
  • Soms geeft een shunt een groter risico op hartproblemen, doordat de bloedstroom erg hoog is. Dan is het beter om de shunt weg te halen.

als de shunt niet (genoeg) rijpt

Een shunt met eigen bloedvaten moet na de operatie wijder worden, ofwel: rijpen. Regelmatig gebeurt dat niet. De shunt wordt dan bijvoorbeeld niet groot genoeg. Dan heb je een dotterbehandeling nodig.

Wat ook kan, is dat de shunt te diep in de arm ligt en niet goed aangeprikt kan worden. Ook dan heb je een operatie nodig. Dit probleem komt niet voor bij shunts met een kunststof bloedvat (graft).

nabloeding en blauwe plekken

Aan het einde van een hemodialysebehandeling gaan de naalden uit de shunt. De openingen worden ongeveer 10 minuten afgedrukt met een schoon gaasje (dat leer je zelf te doen). Dan stopt het bloeden. Het komt voor dat er na het afdrukken nog bloed lekt uit de openingen. Dat heet een nabloeding.

  • Je moet de openingen dan opnieuw afdrukken.

Een nabloeding kan gebeuren als je het dialysecentrum al uit bent. Daarom is het belangrijk dat je dit zelf kunt.

Blauwe plekken

Soms gaat bij het aanprikken van de shunt de wand kapot. Dan kan er bloed onder de huid lekken. Er ontstaat dan een zwelling en daarna soms ook een blauwe plek.

  • Verminder de zwelling door de huid te koelen. Bijvoorbeeld met een koude doek.

Vaak ontstaat toch een forse blauwe plek. Zo’n onderhuidse bloeding kan pijn doen en het aanprikken bij een volgende dialyse moeilijker maken. De pijn neemt in de loop van een paar dagen af.

vernauwing of verstopping van de shunt

Het komt voor dat de wand van de shunt hard en stijf wordt. De wand wordt dan langzaam dikker, waardoor de shunt steeds nauwer wordt. Dit heet een stenose. Ook kan de shunt plotseling verstopt raken door een bloedstolsel. Dat heet een trombose.

Bij een vernauwing of verstopping stroomt er te weinig bloed door de shunt. Dan kan hemodialyse niet goed plaatsvinden. Stenose en trombose kunnen ook tegelijk voorkomen. Dagelijkse controle is belangrijk om vernauwing of verstopping tijdig te ontdekken.

Onderzoek bij stenose of trombose

Met een echo-onderzoek (duplex) kijkt de vaatlaborant of de radioloog wat het probleem is.

Vernauwing behandelen

Bij een vernauwing die langzaam ontstaat en problemen geeft bij de dialyse, krijgt u een dotterbehandeling. Bij een dotterbehandeling rekt de vaatchirurg of interventieradioloog de shunt op.

De arts prikt de shunt aan met een holle naald. Via de holle naald wordt er een buisje ingebracht. Door het buisje kan de arts een ballonnetje naar het vernauwde deel van de shunt brengen. Daarna wordt het ballonnetje opgeblazen. Dit rekt de shunt op. Tot slot verwijdert de vaatchirurg of interventieradioloog het ballonnetje. Uw shunt is dan weer wijder. Helpt het dotteren niet? Dan wordt uw shunt tijdens een operatie aangepast. Helpt dit ook niet? Dan krijgt u een nieuwe shunt.

Stolsel verwijderen

Bij een plotselinge afsluiting kan de specialist (een vaatchirurg of interventieradioloog) het stolsel verwijderen tijdens een kleine operatie. Als uw shunt langer dan ongeveer 24 uur verstopt blijft, is het misschien nodig om een nieuwe shunt aan te leggen. Het duurt 6 weken of langer voordat die geschikt is voor dialyse. In die situatie krijgt u tijdelijk een katheter.

verwijdingen van de shunt

Na verloop van tijd kan je shunt wijder worden. De shunt gaat er dan uitzien als een soort grote spatader. De werking blijft wel goed. Maar sommige mensen vinden zo'n verwijding lelijk. Lange mouwen verbergen zo'n verwijde shunt.

Als de shunt erg groot wordt, kan de huid eroverheen dun worden. Op die plek kan de shunt niet meer worden aangeprikt. Soms wordt de huid zo dun dat er bloedingen kunnen ontstaan. De dialyseverpleegkundige houdt dat in de gaten. Als er risico op bloedingen is of als de shunt niet meer kan worden aangeprikt, is er een operatie nodig om de shunt te herstellen.

slechte doorbloeding van de hand

De shunt kan de bloedtoevoer naar de hand verminderen. Daardoor kan de hand aan de shuntarm kouder zijn dan de andere hand. Dat komt vaak voor.

  • Een koude hand is onschuldig, maar het is wel belangrijk dat je dit vertelt aan je arts en verpleegkundige.
  • Soms wordt het erger en krijgt de hand te weinig zuurstof. Dat heet handischemie. De hand wordt dan koud en bleek en doet soms ook pijn.

Misschien is het nodig je shunt aan te passen of heb je een shunt op een andere plek nodig.

ontstekingen en infecties

Zeer schoon werken met de dialysenaalden helpt voorkomen dat een shunt besmet raakt met een bacterie. Toch kan het gebeuren dat bacteriën in de shunt komen. Het lichaam reageert dan met een ontsteking. Je merkt een ontsteking aan roodheid, zwelling, warmte en pijn.

  • Vermoed je een ontsteking? Waarschuw meteen je dialyseverpleegkundige of nefroloog. Mogelijk heb je behandeling nodig met antibiotica.

vernauwing in de borstkas

Een vernauwing in de borstkas is alleen mogelijk als je in het verleden een katheter hebt gehad. Of als je een pacemaker hebt. De katheter of pacemaker kan de bloedvaten irriteren. Dat kan zorgen voor een vernauwing. Normaal merk je daar niks van. Maar als je daarna een shunt krijgt, kan de grotere hoeveelheid bloed niet altijd meer door zo'n vernauwd vat in de borstkas.

  • je merkt dit doordat je een dikke arm krijgt
  • de shunt is niet meer te gebruiken
  • de vernauwing in de borstkas is te verhelpen met een dotterbehandeling

Heb je een katheter gehad en wil je een shunt? Dan krijg je eerst een onderzoek naar je aderen. Daarmee gaat je arts na of er een vernauwing zit. In dat geval kan de shunt beter in de andere arm worden gemaakt.

Expertisecentrum voor shunt

Heb je ingewikkelde of steeds opnieuw problemen met je shunt? Dan verwijst je arts je mogelijk naar een universitair medisch centrum (UMC) dat is gespecialiseerd in problemen met de vaattoegang.

Er zijn 5 UMC's gespecialiseerd in vaattoegangproblemen:

  • Amsterdam Universitair Medisch Centrum (AMC)
  • Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC)
  • Universitair Medisch Centrum Maastricht (Maastricht UMC+)
  • Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC Utrecht)
  • Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)

Het LUMC en het Maastricht UMC+ zijn ook kenniscentrum. Zij geven informatie aan andere ziekenhuizen en zorgverleners, en bijvoorbeeld ook aan de overheid. Een kenniscentrum geeft ook advies en begeleiding aan patiënten van andere ziekenhuizen.

Onderzoek naar beste vaattoegang voor 70-plussers

Voor oudere patiënten is het vaak niet duidelijk welke soort vaattoegang de beste keuze is. Dat wordt nu onderzocht met de OASIS zorgevaluatie. Binnen deze zorgevaluatie worden de verschillende behandelkeuzes met elkaar vergeleken. Verschillende dialysecentra in Nederland werken eraan mee.

Ben je 70 jaar of ouder en start je met hemodialyse? Dan kun je deelnemen aan de OASIS zorgevaluatie. Daarmee help je nierpatiënten in de toekomst. Je kunt dit bespreken met de nefroloog of vaatchirurg.

Onze deskundigen dragen bij aan betrouwbare informatie.

Renske Leenders, medisch maatschappelijk werker

Inge Oudman, nefroloog in opleiding

Joris Rotmans, internist-nefroloog

Maarten Snoeijs, vaatchirurg

Waarom werken we samen met deskundigen?