Het lichaam heeft water en zout nodig. Het moet precies de goede hoeveelheid zijn. Dan werkt het lichaam het beste. De nieren zorgen ervoor dat er precies genoeg water en zouten in het bloed zitten.
De nieren doen dat niet alleen. Ze werken samen met andere organen. Zo maken de hersenen het hormoon ADH (anti-diuretisch hormoon). ADH geeft de nieren een seintje als ze minder vocht vast moeten houden (en dus vocht uit moeten plassen). Het is een op elkaar afgestemd regelsysteem.
Als je bijvoorbeeld te weinig drinkt, heb je weinig vocht in je lichaam. Dan krijg je dorst. Drink je niet iets? Dan zorgen je nieren ervoor dat je minder vocht kwijtraakt: je plast minder. Als je veel zout eet, zit er in je bloed veel deeltjes natrium. Daar krijg je ook dorst van.
Bij nierschade lukt het niet goed meer om water en zouten uit het lichaam te verwijderen. Dan kun je last krijgen van hoge bloeddruk, vermoeidheid, ophoping van vocht (oedeem) en kortademigheid.