Selecteer de tekst die je wilt vertalen en kies 'Vertalen'. Kies vervolgens de gewenste taal. Je kunt de vertaalde tekst beluisteren of lezen.

Dieet en vochtbeperking bij dialyse

Laatste update, 19 juni 2025

Als je dialyseert, moet je letten op zout, eiwit, fosfaat, kalium en vocht. Hier lees je over deze voedingsstoffen en vind je adviezen.

In het kort

  • Bij dialyse is gezonde voeding extra belangrijk
  • Verder moet je waarschijnlijk letten op zout, eiwitten, fosfaat en kalium
  • Soms heb je bij dialyse een vochtbeperking nodig, je mag dan minder drinken
  • Een tabel of maatbeker kunnen je helpen de hoeveelheid vocht bij te houden

Let op: het gaat om algemene informatie. Mogelijk krijg jij een ander advies, omdat je situatie anders is. Van de diëtist krijg je een advies op maat.

Het dieet voor hemodialyse en peritoneale dialyse verschilt wat. Lees daarover in de specifieke artikelen.

gevolgen van ondergewicht of overgewicht

Ondergewicht

Bij dialyse kun je ongewenst gewicht verliezen. Dat komt vaak doordat je minder eetlust hebt. Als je te weinig weegt, is dat slecht voor je gezondheid. Je lichaam heeft voldoende energie nodig om de zware behandeling aan te kunnen. Bij ondergewicht krijg je ook minder weerstand en kun je nog zieker worden.  

Overgewicht

Het gebeurt ook wel dat dialysepatiënten ongewenst aankomen. Overgewicht is ook niet goed voor je gezondheid:

  • je nieren kunnen slechter gaan werken
  • overgewicht vergroot het risico op hart- en vaatziekten
  • een niertransplantatie is lastiger bij ernstig overgewicht

streefgewicht bij dialyse

Voor mensen die dialyseren betekent streefgewicht: je gewicht zonder overtollig vocht in het lichaam. Je nefroloog bepaalt dit streefgewicht op basis van eigenschappen van je lichaam.  

Het streefgewicht bij dialyse helpt te bepalen of er te veel vocht in je lichaam zit. Zo nodig wordt de dialysebehandeling hierop aangepast. Ben je bijvoorbeeld 1,5 kilo zwaarder dan je streefgewicht? Dan heb je op dat moment 1,5 liter te veel vocht in je lichaam.

Eiwit en dialyse

Eiwit is een belangrijke voedingsstof. Bij dialyse kun je eiwitten verliezen. Als dialysepatiënt heb je daarom meer eiwitten nodig dan mensen die niet dialyseren. Het algemene advies is om dagelijks 1 tot 1,2 gram eiwit per kilo gezond lichaamsgewicht te eten.

Fosfaat en dialyse

Door je nierfalen blijft er misschien te veel fosfaat achter in je bloed. Dit kan botproblemen en andere klachten veroorzaken. Een dieet kan helpen om de hoeveelheid fosfaat in je bloed weer naar normaal te brengen. Daarnaast krijgen mensen die dialyseren meestal fosfaatbinders voorgeschreven. Deze medicijnen zorgen dat er minder fosfaat in je bloed terechtkomt.

Kalium en dialyse

Door je nierfalen blijft er misschien te veel kalium achter in je bloed. Dit kan hartklachten veroorzaken. Het kaliumgehalte in het bloed mag niet boven de 5,5 mmol/l uitkomen. Zo nodig krijg je het advies om de hoeveelheid kalium in je eten te beperken. 

Vochtbeperking bij dialyse

Bij de start van dialyse is meestal het advies om per dag niet meer dan 1,5 liter te drinken. Dit is een normale hoeveelheid. Soms heb je na een tijdje een vochtbeperking nodig. Ook mensen die geen nierfalen hebben, maar wel nierschade én hartfalen hebben, krijgen soms een vochtbeperking.

Een vochtbeperking betekent dat je minder mag drinken. En je mag minder vloeibare voeding eten. Denk aan soep, yoghurt, vla, kwark, pudding en appelmoes.

Je hebt bij dialyse een vochtbeperking nodig als je nieren niet meer al het vocht kunnen afvoeren. Een dialysebehandeling kan maar een klein beetje vocht afvoeren. Als je (te) veel vocht binnenkrijgt, dan heb je kans op vochtophoping (oedeem).

hoeveel vocht komt er uit voeding?

Alles wat je eet bevat vocht. Maar bij een vochtbeperking hoef je meestal geen rekening te houden met dit vocht uit vaste voeding. Je lichaam verliest namelijk niet alleen vocht via de urine. Dit gebeurt ook via zweet, poep en uitademen. Het vocht dat daarmee uit je lichaam verdwijnt, is ongeveer evenveel als het vocht in vaste voedingsmiddelen.

Het is mogelijk dat je een ander advies krijgt, en dat vaste voedingsmiddelen wel meetellen. De diëtist geeft een advies dat het beste bij jouw situatie past.

dorst voorkómen

  • Let op zout, suiker, zoetstoffen en sterke kruiden in je voeding. Deze kunnen allemaal dorst opwekken.
  • Een warme maaltijd (een hoofdgerecht) bevat ongeveer 400 ml vocht. Je hoeft dit niet mee te tellen bij de hoeveelheid vocht van die dag. Kies je in plaats van een warme maaltijd voor 400 ml soep of pap, dan hoef je daarvoor dus geen vocht te laten staan. 
  • Verdeel de hoeveelheid die je mag drinken goed over de dag en zorg dat je ’s avonds nog iets kunt drinken.

Bekijk de recepten voor soepen met minder zout.

omgaan met minder drinken

  • Gebruik kleine kopjes en glazen. Bijvoorbeeld een espressokopje voor koffie of thee en een wijnglas voor frisdrank.
  • Drink kleine slokjes of gebruik een rietje.
  • Gebruik steeds hetzelfde formaat kopje of glas: dan weet je precies hoe vaak je iets kunt drinken. 
  • Kies liever koel water met citroensap of thee zonder suiker, in plaats van zoete dranken.
  • Drink niet rechtstreeks uit de kraan, fles op het pak.
  • Kies voor heel koude of voor warme dranken. Je doet er dan langer mee dan wanneer het lauw is. 
  • Een ijsklontje bevat ook vocht, maar is niet zo snel op als een glaasje water. De kou helpt tegen het dorstgevoel. Een ijsklontje bevat ongeveer 15 ml vocht. 
  • Verdeel fruit in partjes/stukjes en bewaar die in de koelkast. Neem een stukje als je dorst krijgt. 
  • Spoel je mond met water en spuug het weer uit. Het gevaar bestaat dat je het per ongeluk doorslikt. Let dus goed op als je dit doet. 
  • Je maakt meer speeksel aan als je op een zuurtje of pepermuntje zuigt of op suikervrije kauwgom kauwt. Dit helpt tegen een droge mond. 
  • Neem je medicijnen in met een eetlepel vla, yoghurt of appelmoes. Je kunt je medicijnen zo makkelijker wegslikken, en gebruikt veel minder vocht dan wanneer je er een glas water bij neemt. 
  • Poets regelmatig je tanden. Dit helpt tegen een droge mond. 
  • De volgende producten zijn dorstlessend: zure melkproducten (bijvoorbeeld karnemelk en yoghurt), bittere dranken, fruit, zuurtjes, kauwgom en ijsklontjes. Ook zure vruchtensappen als cranberrysap helpen tegen het dorstgevoel. Vruchtensappen zijn alleen minder geschikt bij een kaliumbeperking of diabetes. 

omgaan met vochtbeperking rond maaltijden

  • Probeer niet te drinken tijdens de maaltijd. Het geeft meer voldoening als je na de maaltijd iets drinkt. 
  • Maak de maaltijd smeuïg. Doe op je brood bijvoorbeeld smeerbaar beleg, zoals jam, zuivelspread, roomkaas of smeerkaas. Dan heb je minder behoefte om erbij te drinken. 
  • Kauw goed. Er ontstaat meer speeksel en heb je er minder behoefte aan om iets te drinken. 
  • Vermijd voedingsmiddelen die erg zoet of gekruid zijn. Die verergeren het dorstgevoel. 

meer vochtverlies door warmte of ziekte

Overleg met je nefroloog of diëtist als je meer vocht verliest dan normaal. Je zorgverlener kijkt naar jouw persoonlijke situatie en houdt bijvoorbeeld rekening met jouw medicijnen.  

Je verliest meer vocht dan normaal bij extreem warm weer, omdat je dan meer zweet. Je verliest ook meer vocht als je moet overgeven of diarree hebt. Of als je naar de sauna gaat. Het algemene advies is dat je dan wat meer mag drinken dan normaal. Maar heb je een vochtbeperking, dan is overleg dus verstandig.

Tip: check je gewicht  Ga iedere dag op de weegschaal staan. Je ziet dan hoeveel je aankomt in vocht. Zo kun je zelf in de gaten houden of het goed gaat. 

Bijhouden hoeveel vocht je binnenkrijgt

Je kunt op verschillende manieren bijhouden hoeveel vocht je binnenkrijgt. Met een tabel of met een maatbeker.

Tabel

Meet hoeveel vocht er past in het kopje, glaasje of schaaltje dat je gebruikt. Noteer dit en tel de getallen bij elkaar op. Je ziet dan hoeveel vocht je al gebruikt hebt. Hiervoor kun je bijvoorbeeld de volgende tabel gebruiken. 

Met de tabel kun je ook plannen. Aan het begin van de dag noteer je dan hoe je het vocht over de dag gaat verdelen. Dit is ook handig als je ’s avonds een verjaardag of een feestje hebt. Als je overdag wat minder drinkt, kun je tijdens het feestje wat meer drinken. 

Tabel vochtbeperking
Tabel vochtbeperking

Maatbeker

  • Zien hoeveel vocht je nog mag - Zet ’s ochtends een maatbeker op het aanrecht met daarin de hoeveelheid vocht voor die dag. Heb je iets gedronken of een vloeibaar voedingsmiddel gegeten? Vul het kopje, schaaltje of bord dat je hebt gebruikt met water uit de kan en giet dit weg. Je ziet dan hoeveel vocht je nog mag gebruiken.
  • Zien hoeveel je al op hebt - Zet ’s ochtends een lege maatbeker op het aanrecht. Heb je iets gedronken of een vloeibaar voedingsmiddel gegeten? Vul het kopje, schaaltje of bord dat je hebt gebruikt met water en giet dit in de maatbeker. Je ziet dan hoeveel vocht je al gebruikt hebt. Gooi het water niet weg, maar vul er bijvoorbeeld de gieter mee. Dan kun je het nog een keer gebruiken om de planten water te geven.

inhoudsmaten glazen, borden en servies

mok (klein): 200 ml 

beker: 250 ml 

kopje: 125 ml 

Senseo-kopje: 125 ml 

glas: 150 ml 

limonadeglas: 200 ml 

longdrinkglas: 250 ml 

wijnglas (klein): 100 ml 

wijnglas (groot): 150 ml 

sherryglas: 75 ml 

borrelglas: 50 ml 

diep bord (klein): 200 ml 

diep bord (middel): 250 ml 

diep bord (groot): 300ml 

soepkom (klein): 200 ml 

soepkom (middel): 250 ml 

soepkom (groot): 300 ml 

dessertschaaltje: 150 ml 

sauslepel: 25 ml 

eetlepel: 15 ml 

Onze deskundigen dragen bij aan betrouwbare informatie.

Eva Anne Hartman, diëtist nierziekten

Inez Jans, diëtist nierziekten

Jessica Klein, diëtist nierziekten

Asja Vermeulen, diëtist nierziekten

Froukje Bakker, diëtist nierziekten

Annita Broers, diëtist nierziekten

Waarom werken we samen met deskundigen?